bril

{{bril}}{{/term}}

1 [montuur plus glazen] lunettes 〈v., meervoud〉

2 [van wc] lunette

♦voorbeelden:

1   〈figuurlijk〉 elk ziet door zijn eigen bril • chacun a sa manière de voir les choses

     〈figuurlijk〉 iets door een gekleurde bril zien • montrer du parti-pris

     〈figuurlijk〉 door een roze bril kijken • voir tout en rose

     een sterke bril • des lunettes à verres épais

     〈figuurlijk〉 alles door een zwarte bril zien • voir tout en noir

     zijn bril afzetten • retirer ses lunettes

     deze bril blijft goed zitten • ces lunettes tiennent bien

     zijn bril opzetten • mettre ses lunettes

     〈figuurlijk〉 door de bril van een ander zien • voir avec les yeux d'un autre

     een meisje met een bril • une fille à lunettes

Deens-Russisch woordenboek. 2015.